observatoire, afstudeerwerk
Voorlopige interventies in een hedendaagse ruïne als bijdragen in een ontwikkelingsproces.
Mijn afstudeerproject voor de Technische Universiteit Eindhoven gaat over de vergankelijkheid van de door ons vormgegeven omgeving en over onze hedendaagse ruïnes in het bijzonder. Overgelaten aan de tijd en elementen, ergens in een fase tussen verlaten en een vaak onzeker lot van herontwikkeling of sloop. Aan de ene kant fascinerende belevingswerelden, bevrijd van alle dwingende spelregels van bestemming en esthetiek. Aan de andere kant negatief geladen plekken die de afkeer van publiek en planners opwekken. Het project onderzoekt hoe we als ontwerpers om zouden kunnen gaan met deze plekken en hoe we hun bijzondere eigenschappen op een positieve, constructieve manier zouden kunnen inzetten.
Voor een verlaten kolenmijncomplex maakte ik een ontwerp dat haar beleefbaar en bruikbaar maakt in de overgangsperiode tussen het problematische heden en een onzekere toekomst; het Observatorium. Het Observatorium stelt de manier van teruggeven centraal in hetherontwikkelingsproces. Een toegevoegde laag van paviljoens, vloervelden en meubelstukken maakt de Charbonnage tot een collage van verschillende gradaties in cultivatie, van veilige warme interieuren, tot onaangeraakte woestenij.
Even boven Luik ligt de hedendaagse ruïne van wat tot 1977 een bedrijvig mijncomplex was: le Charbonnage du Hasard in Cheratte-bas. Ingebed in de hoofdstraat van het dorp bevindt zich een fascinerende enclave die weliswaar is verlaten, maar nooit heeft stilgestaan. De Charbonnage maakte en brak Cheratte-bas. Met de sluiting is daardoor niet alleen haar industriële functie komen te vervallen, maar is ook een belangrijke sociaal-culturele, economische en structurele binder verdwenen. De Charbonnage maakt buiten haar fysieke aanwezigheid geen deel meer uit van Cheratte-bas. Zij is verworden tot een negatief geladen icoon. Ondanks diverse studies naar een duurzame herontwikkeling van de Charbonnage, ontbreekt het aan een scenario dat passende actie op korte termijn garandeert. De Charbonnage dreigt nog jaren onbestemd te blijven en zich steeds verder te vervreemden van haar context.
De Charbonnage zal, als belangrijkste identiteitgever, in een herkenbare vorm weer deel uit moeten gaan maken van Cheratte-bas. De manier van teruggeven van de Charbonnage is in het geval van de bijzondere verhouding tussen de Charbonnage, Cheratte-bas en het onzekere toekomstperspectief, echter minstens even belangrijk als haar uiteindelijke vorm en programma.
Het Observatorium, of l’Observatoire voor de Walen, maakt de eerste stap in het transformatieproces tot een verkennende fase. Hierin zal de (her)ontdekking van verhalen en het herstellen van de binding met de plek centraal staan. Zij helpt de inwoners van Cheratte-bas te informeren over en te laten wennen aan een veranderend beeld. Daarnaast kan door het Observatorium de fysieke en programmatische potentie van de Charbonnage van binnen uit verkend worden.
Het Observatorium als ontwerp is een familie van ingrepen, als bakens zorgvuldig in het woeste landschap van de Charbonnage uitgezet. Het Observatorium maakt de Charbonnage van onontgonnen woestenij tot een postindustriële stadstuin waarbinnen twee programmatische lagen in elkaar grijpen. De ene laag is een bezoekerscentrum, dat verhalen en kenmerken van de Charbonnage beleefbaar maakt, de andere een sociaal-cultureel knooppunt, dat de Charbonnage zowel fysiek als programmatisch terugverbindt aan Cheratte-bas. Hoewel de programmalagen vanuit hun gebruiksperspectief min of meer zijn gescheiden, is het onderscheid in de architectuur niet direct zichtbaar. Deze verweving, soms zelfs botsing, dwingt de gebruikers deze plek ook vanuit andere perspectieven te bekijken.
Vier paviljoenstructuren vormen de hoofdmoot van het ontwerp. Zij faciliteren het programma en ontsluiten de Charbonnage. De mate van binding van de programmaonderdelen met de context drukt zich uit in een positionering aan de straat, of juist meer in de diepte van de Charbonnage. Daarnaast worden met de positionering van de hoofdingrepen een aantal essentiële of bijzondere kenmerken van de Charbonnage voelbaar gemaakt.
De vormgeving van de hoofdobjecten vertaalt die positioneringsoverwegingen in het object. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor het voelbaar maken van de verschillende belevingswerelden die in de eclectische Charbonnage samenkomen. Zij legt niet alleen fysieke of visuele verbindingen tussen die werelden, maar maakt tegelijk het onderscheid en contrast tussen deze werelden voelbaar. De vier hoofdobjecten pikken bewegingen sensaties, momenten, bewegingen en ruimtelijke vormen op en maken deze voelbaar in een architectonische vorm.
Daarnaast, bestaat het Observatorium uit een aantal ingrepen die de Charbonnage verder tot een bruikbare plek maken. Het Observatorium verhoogt de mate van beheersing en begaanbaarheid van de Charbonnage. Aan de andere kant echter, dienen mijn ingrepen de beleving van de Charbonnage als hedendaagse ruïne te waarborgen; de spanning van de woestenij, het verassende, onvoorspelbare en de toevals-estethiek, zullen sterk aanwezig blijven. Ik heb van de noodzaak een deugd gemaakt door een aantal ingrepen toe te voegen die naast hun oplossende functie (behapbaar, begaanbaar, of veilig maken), een wezenlijke bijdrage leveren aan het beleefbaar maken van de Charbonnage. Met het definiëren van een verwevende openbaarheidsgrens en het inzetten van een aantal blootleggende vloervelden en meubelstukken, wordt de Charbonnage uiteindelijk tot een collage van verschillende gradaties in cultivatie, uiteenlopend van veilige warme interieuren, tot onaangeraakte woestenij. De themas van cultivatie en tijdelijkheid zijn vertaald in de materialisatie in een Lenotec bouwpakket, steigerhouten bekledingen, robuust gegalvaniseerd staalwerk, halfverhardingen en blootgelegd rauw beton.
Ook het Observatorium is dus vergankelijk en zal uiteindelijk verdwijnen. Maar voor een periode van aantal jaren maakte zij van de Charbonnage een evenement dat in dienst staat van haar eigen (her)ontdekking en ontwikkeling. Met het Observatorium heb ik willen laten zien dat de hedendaagse ruïne, als fase in de ontwikkeling van een bouwstructuur niet rücksichtslos genegeerd hoeft te worden, maar wel degelijk een rol kan en soms moet spelen in het ontwikkelingsproces. De ongedwongenheid van de hedendaagse ruïne is een prikkelaar voor het voorstellingsvermogen. Zowel in het vertellen van verhalen als in het genereren van mogelijke oplossingen.